Eigen risico op basis van Beleidsregel Wet natuurbescherming (schade door ganzen)
18 juni 2021
In zes vrijwel identieke tussen uitspraken van de AbRvS van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1266, 1263, 1271, 1260, 1267 en 1270 gaat het om tegemoetkoming van schade die ganzen hebben toegebracht aan percelen. Op basis van de Beleidsregel Wnb heeft het college van GS van Fryslân een eigen risico toegepast van 20%. Het gaat hierbij om percelen die zijn gelegen buiten ganzenfourageergebieden. Met de verhoging van 5% naar 20% heeft het college agrariërs willen aansporen om actief aan schadepreventie en schadebestrijding te doen.
De rechtbank heeft in deze zaken al geoordeeld dat het college niet goed heeft onderbouwd waarom een eigen risico van 20% passend is. Het college betoogt in hoger beroep dat per jaar gemiddeld 1.319 verzoeken om tegemoetkoming voor deze soort schade worden ingediend en dat de uitvoeringslasten beheersbaar moeten blijven. Ook verwijst het college naar de uitspraak van de Afdeling met betrekking tot schade bij fruittelers waarbij een tegemoetkoming ter hoogte van 60% niet tot onevenredig zware schade leidt (ECLI:NL:RVS:2018:1488).
In de door het college aangehaalde uitspraak heeft de Afdeling benadrukt dat de gekozen standaard passend dient te zijn. Naar het oordeel van de Afdeling leidde het vergoeden van 60% van de schade die was toegebracht in de zaken waarop deze uitspraken betrekking hadden niet tot een onevenredig zware last voor de grondeigenaren. Dit oordeel was gebaseerd op de hoogte van de gemiddelde schade die de grondeigenaren hebben geleden en de gemiddelde omzet die zij hebben gegenereerd. Uit de besluitvorming van het college blijkt niet dat het een dergelijke beoordeling heeft gemaakt bij de vaststelling van het eigen risico op 20%. De enkele stelling dat de Afdeling eerder tot het oordeel is gekomen dat een tegemoetkoming ter hoogte van 60% niet tot een onevenredig zware last voor de schadelijdende partij leidt, brengt niet als vanzelf met zich dat een lager forfaitair normaal maatschappelijk risico – 20% in plaats van 40% – niet tot een onevenredig zware last kan leiden.
Het college heeft bij brief van 31 maart 2021 een nadere toelichting gegeven. Het college stelt zich op het standpunt dat een algemene korting van 20% er in geen enkel geval toe leidt dat een schadelijdende grondeigenaar een onevenredig zware last te dragen heeft.
De Afdeling kan het college volgen in zijn standpunt dat een schadelast die neerkomt op 20% van 2,25% van de gemiddelde jaaromzet in de regel niet onevenredig zwaar op een grondeigenaar zal drukken. Op het college rust evenwel de plicht om, ingeval een schadelijdende grondeigenaar aantoont dat hij, ondanks dat het in het algemeen redelijk is dit normaal maatschappelijk risico van 20% te hanteren, een onevenredig zware last te dragen heeft als gevolg van de toepassing van de forfaitaire korting, deze grondeigenaar verder tegemoet te komen. Het betreffende bedrijf heeft dit tot dusver niet aangetoond. De Afdeling gaat niet over tot definitieve geschillenbeslechting. De reden hiervoor is dat het college pas bij zijn brief van 31 maart 2021 een standpunt heeft ingenomen over de hoogte van het normaal maatschappelijk risico dat de rechterlijke toets kan doorstaan en dat het betreffende bedrijf geen gelegenheid heeft gehad aan te tonen dat zij ondanks de in het algemeen redelijk te achten tegemoetkoming toch onevenredig zwaar wordt getroffen.
Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Susan