Skip to main content

Depositiebank Utrecht onder de loep van Afdeling

In de uitspraak van 15 juli 2015, nrs. 201407102/1/R2, 201407123/1/R2 en 201407273/1/R2 geeft de AbRvS een oordeel over de toepassing van de Utrechtse depositiebank. In deze uitspraak wordt regelmatig verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2013, nr. 201303243/1/R2 waarin door de Afdeling een oordeel wordt gegeven over de vergelijkbare Brabantse depositiebank. Het belang van voorliggende uitspraak zal al snel minder groot worden vanwege de recente inwerkingtreding van de PAS. Op grond van art. 19 km, derde lid van de Nbw 98 is het niet meer mogelijk voor (agrarische) bedrijven om extern te salderen. Alleen voor aanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli jl. is dit nog mogelijk.

Een aantal high lights uit deze uitspraak wordt hieronder – kort – benoemd:

  • De depositiebank was ingesteld op 18 februari 2011. De bank bevat vóór die datum ingetrokken milieuvergunningen, terwijl geen concreet voornemen bestond tot instelling van de bank. Om die reden is een directe samenhang tussen de in de depositiebank opgenomen saldi van ingetrokken milieuvergunningen en de onttrekkingen van de saldi niet aanwezig.
  • Voor het bepalen van de hoogte van de emissie van een milieuvergunning die niet voldoet aan het Besluit huisvesting, behoeft geen rekening gehouden te worden met de emissiewaarden uit dit Besluit.
  • Ook een BOP behoeft niet te worden betrokken (zie ook AbRvS van 3 juni 2015, nr. 201309542/1/R2 en onze omgevingsflits nr. 47).
  • Bij de registratie wordt niet vastgelegd van welke bedrijven uit de depositiebank saldo wordt gebruikt en met welke hoeveelheid. De Afdeling is van oordeel dat dit controlesysteem zich niet verdraagt met de rechtszekerheid.
  • De salderingsmethodiek leidt ertoe dat de gevolgen van een project voor het totale areaal van een habitattype in een Natura 2000-gebied niet inzichtelijk zijn. De gevolgen zijn in kaart gebracht per habitattype per Natura 2000-gebied, in plaats van per habitattype per locatie van voorkomen van het habitattype (zie ook AbRvS 24 december 2014, nr. 201309655/1/R2 en onze omgevingsflits nr. 28. Onvoldoende is verzekerd dat een project niet tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied leidt.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan