De uitspraak van de AbRvS van 24 september 2014 (nr. 201311047/1/A1) gaat over de weigering handhavend op te treden tegen de bouwkundige staat van een woning.
Wat is er aan de hand? In de woning van appellant is scheurvorming (aan het) ontstaan. Appellant wijdt de scheurvorming aan de – volgens hem – gebrekkige fundering van de woning van de buren. Appellant verzoekt het plaatselijke college handhavend op te treden.
Volgens het college is zij echter niet bevoegd handhavend op te treden nu geen sprake is van een overtreding. Daarbij baseert het college zich op een visueel onderzoek van toezichthouders van de gemeente. Hoewel de toezichthouders in de voorgevel twee scheurvormingen hebben geconstateerd, worden deze geacht geen gevaar te vormen voor de veiligheid.
Appellant voert aan dat de buren enkele jaren geleden niet hebben meegewerkt aan een onderzoek naar de bouwkundige staat van hun woning. De AbRvS vindt dit echter niet van belang. Volgens de AbRvS is het college namelijk pas bevoegd tot handhaving, als zich ten tijde van het besluit tot handhaving een overtreding voordoet. Daarbij slaat de AbRvS ook acht op de vroegere onderzoeksresultaten waarop appellant doelt. Deze zijn verouderd vanwege een in de tussentijd verricht funderingsherstel. Ten tijde van het besluit tot handhaving is dus geen sprake van een overtreding en ook (anderszins) heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de scheurvorming het gevolg is van de bouwkundige staat van het huis van de buren.