11 juni 2021
In de uitspraak van de AbRvS van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1216 gaat het om een nieuwe planologische regeling voor het bedrijventerrein ten oosten van de kern van Someren.
Appellant is eigenaar van gronden binnen het plangebied. Hij wenst voor (een deel van) zijn gronden een bedrijfsbestemming, terwijl deze niet aan hem is toegekend. Een zodanige bestemming ligt volgens hem ook in de rede, nu de betrokken gronden ingesloten liggen tussen gronden met een bedrijfsbestemming en gerealiseerde bedrijven. Appellant heeft hiertoe in 2014 een concreet voorstel ingediend in de vorm van een opgesteld conceptbestemmingsplan. Dit voorstel heeft hij bij zijn inspraakreactie opnieuw ingezonden.
De Afdeling is van oordeel dat de raad aan het besluit om in weerwil van de al lang bekende wens van appellant, aan het perceel opnieuw een agrarische bestemming toe te kennen, een draagkrachtiger motivering ten grondslag had moeten leggen, dan daaraan ten grondslag is gelegd. Daarbij is van belang dat uit de gedingstukken blijkt dat de raad ook zelf een bedrijfsbestemming op de betrokken locatie, die omgeven wordt door percelen met een bedrijfsbestemming, goed voorstelbaar acht. De verwijzing door de raad naar regionale afspraken in het kader van het provinciaal beleid, die aan het toekennen van de gevraagde bedrijfsbestemming in de weg staan, is te weinig concreet en niet verifieerbaar. Dit laatste, mede omdat deze regionale afspraken en de redenen waarom de gevraagde bedrijfsbestemming daarmee niet te verenigen valt, ook ter zitting desgevraagd niet nader konden worden toegelicht. De Afdeling draagt de raad op met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob