Skip to main content

Brief ambtenaar in reactie op aanvraag: besluit?

3 januari 2018

De uitspraak van AbRvS van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3514 is opgenomen vanwege de overwegingen over de vraag of de reactie van een ambtenaar tot een, onbevoegd genomen, besluit kan leiden.

Bij brief van 8 maart 2016 heeft het hoofd Economische Zaken (hierna: EZ) van de gemeente Leeuwarden aan Mach4Rent medegedeeld dat niet kan worden meegewerkt aan het tot het college gerichte verzoek om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Bij brief van 19 juli 2016 heeft Mach4Rent het college in gebreke gesteld, waarbij zij heeft toegelicht dat een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan, omdat het college niet binnen acht weken heeft beslist op haar aanvraag om omgevingsvergunning.

Bij brieven van 26 juli 2016 en 9 augustus 2016 heeft het college Mach4Rent medegedeeld dat met de brief van 8 maart 2016 een besluit op haar aanvraag is genomen en zij daartegen bezwaar had kunnen maken. Via een beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege vergunning legt Mach4Rent deze zaak voor aan de rechter. De kern van de discussie vormt de vraag of de brief van het hoofd EZ een besluit was en of deze persoon bevoegd was namens het bestuursorgaan te besluiten. Relevant daarbij is dat het hoofd EZ op grond van het mandaatbesluit niet bevoegd was om op de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen en de brief op persoonlijke titel door het hoofd Economische Zaken is ondertekend. Verder ontbreekt een rechtsmiddelenclausule onder de brief.   Volgens Mach4Rent is de brief de persoonlijke visie van een ambtenaar.

De Afdeling is van mening dat de brief van 8 maart 2016 moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Gelet op de inhoud van de brief en de bewoordingen ervan, is de brief bedoeld als een reactie op de aanvraag van Mach4Rent van 16 februari 2016. Met de brief van 8 maart 2016 is concreet en ondubbelzinnig op het verzoek van Mach4Rent beslist, doordat daarin wordt vermeld dat op basis van het vastgestelde beleid geen medewerking kan worden verleend aan het verzoek. Dat de brief niet is voorzien van een verplichte rechtsmiddelenclausule is voor het antwoord op de vraag of de brief een besluit is in de zin van de Awb niet doorslaggevend.

Wel is ook de Afdeling van mening dat het besluit onbevoegd is genomen en ten onrechte niet in het besluit is vermeld dat deze namens het college is genomen. De Afdeling vervolgt dat de vraag of met een handeling een rechtsgevolg is beoogd en het al dan niet om een besluit gaat, moet worden onderscheiden van de vraag of degene die de op rechtsgevolg gerichte handeling heeft verricht bevoegd was namens een bestuursorgaan dat besluit te nemen. Het aan het besluit van 8 maart 2016 klevende bevoegdheidsgebrek doet derhalve niet af aan het besluitkarakter van de brief en kan bovendien worden hersteld bij het besluit op bezwaar, zoals in dit geval ook daadwerkelijk is gebeurd.

 Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Janike