De vier uitspraken van de AbRvS van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:206, 207, 208 en 209, gaan over handhaving ten aanzien van de realisatie van diverse, zonder vergunning opgerichte, bouwwerken bij meerdere recreatiewoningen in dezelfde gemeente. De vraag die in alle vier de zaken speelt, is of deze bouwwerken vergunningplichtig waren (en of er dus een bevoegdheid tot handhaving bestond).
Vaststaat dat de recreatiewoningen permanent mochten worden bewoond op grond van het gebruiksovergangsrecht van het bestemmingsplan. Ook staat vast dat voor de bouwwerken geen omgevingsvergunningen waren verleend. Volgens de bewoners was dit ook niet nodig. Zij verwijzen daarvoor naar artikel 2, lid 3, Bijlage II Bor. In dit artikel is bepaald dat een op de grond staand bijbehorend bouwwerk vergunningvrij kan worden opgericht, tenzij het bouwwerk wordt gerealiseerd bij een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden. Volgens de bewoners konden hun recreatiewoningen niet als ‘recreatief nachtverblijf’ worden aangemerkt, omdat zij deze permanent mochten bewonen.
De Afdeling volgt de bewoners niet in hun standpunt. Onder verwijzing naar de Nota van Toelichting (Stb. 2010, 143, p. 145-146) oordeelt de Afdeling dat een tijdelijke rechtmatige situatie (zoals een persoonsgebonden omgevingsvergunning) niet wordt uitgezonderd van de uitzondering uit artikel 2, lid 3, Bijlage II Bor. Voor de vraag of iets een recreatief nachtverblijf is in de zin van dit artikel is dus niet relevant dat dat verblijf permanent mag worden bewoond. De illegale bouwwerken waren niet vergunningvrij, zodat daartegen handhavend mocht worden opgetreden.
Interessant is nog dat de gemeente er in één van de vier zaken niet in slaagde aan te tonen dat de huidige bewoner één van de illegale bouwwerken ook zelf had opgericht. Dit levert geen problemen op als de last zo is geformuleerd dat niet alleen het oprichten van het bouwwerk, maar ook het in stand laten daarvan, een overtreding oplevert (op grond van artikel 2.3a, lid 1, Wabo). Dat was de gemeente in kwestie vergeten. Als handhaving ten aanzien van illegale bouwwerken gewenst is en het is niet zeker wie die bouwwerken heeft gerealiseerd, is het dus zaak aan de last toe te voegen dat ook ‘het in stand laten’ van de bouwwerken een