In de procedure stond niet ter discussie dat sprake was van een nadelige planologische wijziging: in de oude situatie was een bestaande tennisbaan met uitbreidingsmogelijkheden aanwezig; in de nieuwe situatie waren de uitbreidingsmogelijkheden vervallen. Partijen strijden (wel) over de vraag wat de waardevermindering is, die deze nadelige planologische wijziging tot gevolg heeft.
De planschadeadviseur heeft in zijn advies uitgangspunten gehanteerd over bijvoorbeeld het soort tennisbanen en de kosten en opbrengsten, die met de gewenste uitbreidingen gepaard zouden gaan. Appellanten bestrijden deze uitgangspunten. De Afdeling lijkt minutieus de uitgangspunten onder de loep te nemen en komt tot de conclusie dat de planschadeadviseur het hanteren van de uitgangspunten onvoldoende heeft toegelicht. De Afdeling komt derhalve, anders dan de rechtbank, tot de conclusie dat het college van B&W van de gemeente Tilburg het advies niet aan het besluit ten grondslag mocht leggen.
Ook op een ander onderdeel gaat het fout voor het college van B&W. In het onderhavige geval was sprake van een forse daling van de WOZ-waarde van het schadeobject. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak concludeert de Afdeling dat het college van B&W niet voldaan heeft aan zijn verzwaarde motiveringsplicht in het geval een aanzienlijk verschil bestaat tussen de WOZ-waarde en de taxatiewaarde in het kader van planschade.
Voor vragen over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke