In de uitspraak van AbRvS 15 juli 2015, nr. 201405528/7/R1 wordt een planregel van het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schagen beoordeeld. De Stichting Het Zijper Landschap betoogt dat de planregeling voor de gronden met de bestemmingen “Agrarisch” en “Agrarisch met waarden” in het gebied tussen de Westfriese Zeedijk en de Groote Sloot onvoldoende bescherming biedt aan weidevogels en in strijd is met de Provinciale verordening: “PRV” van Noord-Holland. Artikel 25, eerste lid, van de PRV Noord- Holland stelt hele specifieke eisen aan de weidevogelleefgebieden. Het bestemmingsplan voorziet in het recreatief medegebruik van voor “Agrarisch” bestemde gronden. Dat geldt ook indien aan deze gronden tevens de aanduiding “weidevogelleefgebied” is toegekend. Recreatief medegebruik van agrarische gronden kan leiden tot verstoring van het weidevogelleefgebied. Op grond van artikel 25, eerste lid, onder d, van de PRV zijn niet–agrarische activiteiten die het weidevogelleefgebied verstoren, niet toegelaten. De gemeenteraad heeft dit gevaar gezien en in de planregels bij het toetsingskader voor omgevingsvergunningen een verbod opgenomen voor alle niet-agrarische activiteiten die kunnen leiden tot een verstoring van het weidevogelleefgebied. Echter, omdat het niet gaat om een algemeen gebruiksverbod, biedt dit verbod onvoldoende bescherming voor het weidevogelleefgebied en is het plan in strijd met artikel 25 PRV vastgesteld. Daarnaast overweegt de Afdeling dat een planregeling waarin recreatief medegebruik van agrarische gronden bij recht is toegelaten, tenzij dit gebruik leidt tot een verstoring van het weidevogelleefgebied, rechtsonzeker is. Ook op een ander punt constateert de Afdeling strijdigheid met de PRV. In het bestemmingsplan is een planregel opgenomen waarin is voorzien in een verbod om zonder omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren die een peilverlaging tot gevolg hebben. Als voorwaarde voor vergunningverlening geldt dat de functie van de gronden als broed- en foerageergebied voor weidevogels niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Deze voorwaarde is naar het oordeel van de Afdeling ruimer dan hetgeen de PRV toelaat.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike