27 augustus 2021
De uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan Eastermar – It Heechsân van de gemeente Tytsjerksteradiel geeft een goed overzicht van de wijze waarop de Afdeling een beroep tegen een archeologische bestemming toetst. Appellant, de eigenaar van een perceel in het plangebied, was het oneens met de toekenning van de bestemming Waarde – Archeologie 2 aan zijn perceel. Volgens appellant was de bodem geroerd tot 80cm diepte en zal om die reden de grond geen archeologische resten bevatten.
De Afdeling overweegt dat het gemeentebestuur op grond van de Monumentenwet 1988 verplicht is om zich voldoende te informeren over de archeologische situatie in het plangebied. Onder verwijzing naar de geschiedenis van de Wet op de archeologische monumentenzorg overweegt de Afdeling, dat dat onderzoek kan bestaan uit het raadplegen van beschikbaar kaartmateriaal. Als het kaartmateriaal ontoereikend is, zal plaatselijk bodemonderzoek nodig zijn. Daarnaast bevat de Verordening Romte van de provincie Fryslân een aanvullende bepaling over archeologie. De gemeenten dienen de Friese archeologische monumentenkaart extra (Famke) te gebruiken als informatiebron.
De gemeenteraad had op basis van de Famke de archeologische bestemming aan het perceel toegekend. Volgens de Afdeling heeft de gemeenteraad dit zorgvuldig gedaan en hoeft geen doorslaggevende betekenis toegekend te worden aan het roeren van de bodem. Té meer niet omdat de archeologische resten zich ook kunnen bevinden op een niveau dat dieper ligt dan het geroerde bodemdeel. Van een onevenredige gebruiksbeperking is volgens de Afdeling ook geen sprake, omdat de planregels het niet onmogelijk maken dat er op het perceel bebouwing plaatsvindt. AbRvS 18 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1841.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke