In art. 6.1 lid 4 Wro is bepaald dat een planschadeaanvraag moet worden ingediend binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende planologische besluit. In het onderhavige geval was deze termijn verstreken. De Afdeling is van oordeel dat het college van B&W van Bloemendaal in dit uitzonderlijke geval geen beroep kan doen op deze verjaringstermijn (AbRvS 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:714). Wat was er aan de hand?
Appellant stelt schade te lijden omdat de woningen in de nieuwe wijk Bijduinhof aanzienlijk hoger zijn aangelegd dan appellant vooraf vermoedde. Er bestond onduidelijkheid over het peil en in hoeverre dit peil duidelijk uit het bestemmingsplan voortvloeide. Appellant stelt dat de verantwoordelijke wethouder tijdens een gemeenteraadsvergadering heeft medegedeeld dat omwonenden, zoals appellant, de bouw van woningen op dit peil niet hadden kunnen voorzien. Op de zitting van de Afdeling heeft het college desgevraagd bevestigd dat dit in ieder geval vóór de bouw voor de bewoners nog niet duidelijk was. Verder heeft het college bij brief van 27 mei 2019 meegedeeld dat gedupeerden van de bouw van de nieuwe wijk op het gekozen peil een verzoek om nadeelcompensatie kunnen indienen op grond van het algemene beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten. Gelet op deze omstandigheden is het beroep van het college op de vijfjaarstermijn in dit uitzonderlijke geval onaanvaardbaar volgens de Afdeling en had het college de aanvraag dus niet mogen afwijzen op grond van artikel 6.1, lid 4 Wro.
Interessant is ook dat appellant aanvankelijk geen planschadeverzoek indiende, maar een verzoek om nadeelcompensatie. In de uitspraak zijn ook lezenswaardige overwegingen opgenomen over de transformatie door het college van B&W van het nadeelcompensatieverzoek in een planschadeverzoek. Kortheidshalve wordt hierbij verwezen naar rechtsoverweging 9 t/m 9.4 van de uitspraak.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke