Beheersverordening, beperking gebruiksmogelijkheden, onverbindendheid
12 januari 2018
In de uitspraak van de AbRvS van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:53 toetst de Afdeling het systeem van de beheersverordening en doet een belangrijke overweging over de gevolgen van de onverbindend verklaring van een beheersverordening. De uitspraak draait om een geweigerde omgevingsvergunning voor de realisatie van een stacaravan op Camping ’t Oekeltje wegens strijd met de beheersverordening. Camping ’t Oekeltje verzoekt de Afdeling exceptief te toetsen of de beheersverordening onverbindend moet worden verklaard. Volgens de camping zijn in de beheersverordening de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het vorige bestemmingsplan beperkt.
De Afdeling verwijst naar een uitspraak van 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2972, waarin is bepaald dat in een beheersverordening in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan als het gaat om ontwikkelingen die ook reeds op grond van het voorheen geldende regime waren toegestaan. Het beperken van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden is eveneens toegestaan, maar daarbij moet het gaan om in het bestemmingsplan opgenomen, onbenutte uitbreidings- en gebruiksmogelijkheden. De raad kan hiervoor kiezen als deze planologische mogelijkheden jarenlang niet zijn benut en deze niet langer in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst vervolgens of de beheersverordening aan deze criteria voldoet. Omdat voor het gebied waar de beheersverordening op van toepassing is, voorheen meerdere bestemmingsplannen golden, heeft de raad bij het vaststellen van de beheersverordening aansluiting gezocht bij een van de bestemmingsplannen. Deze bouwmogelijkheden wijken af van die in de planvoorschriften van het voorheen voor de camping geldende bestemmingsplan. De definitie van een stacaravan uit de beheersverordening is beperkter, dat geldt ook voor de maximaal toegelaten afmetingen van de caravan. Niet is gebleken dat het hier gaat om onbenutte uitbreidingsmogelijkheden. Daarom is de beheersverordening in strijd met art. 3.38, lid 1 Wro en wordt de beheersverordening onverbindend verklaard. Het college had de omgevingsvergunning niet kunnen weigeren op grond van deze artikelen.
Vervolgens overweegt de Afdeling dat de onverbindend verklaring, zoals uit de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3569, kan worden afgeleid, tot gevolg heeft dat de beheersverordening van aanvang af niet in werking is getreden. Gelet hierop heeft het in art. 3.39, lid 1 Wro opgenomen rechtsgevolg, namelijk het vervallen van het aan de beheersverordening voorafgaande bestemmingsplan, zich wat het perceel betreft niet voorgedaan. Dit betekent dat de onverbindendheid van de beheersverordening hetzelfde gevolg heeft als de vernietiging van een bestemmingsplan.
Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Janike