In de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3980 is een door de staatssecretaris aan ProRail BV verleende Nbw-vergunning (art. 19d) aan de orde voor het gebruik van het Baanvak Budel-Weert.
Het college van gedeputeerde staten stelt zich op het standpunt dat geen Nbw-vergunning kon worden verleend omdat het gaat om het opnieuw in gebruik nemen van een reeds aangelegde landelijke spoorweg met een lengte van vijf km of meer, en dat daarvoor op grond van artikel 8, aanhef en onder d van de Tracéwet een tracébesluit is vereist. Van belang is dat ingevolge art. 13, zevende lid van de Tracéwet art. 19d Nbw niet van toepassing is op handelingen waarop het tracébesluit betrekking heeft. Er is voor het gebruik geen tracébesluit vastgesteld maar tussen partijen bestaat wel discussie over de vraag of dit had gemoeten.
De Afdeling stelt zich op het standpunt dat de vraag of een tracébesluit is vereist, niet aan de orde kan komen in een procedure over de verleende Nbw-vergunning. De Afdeling ziet ook geen aanknopingspunten dat de tracéwet in dit geval aan de weg staat aan vergunningverlening. De verleende Nbw-vergunning wordt dus inhoudelijk door de Afdeling beoordeeld.
Vermeldingswaardig is dat in de vergunning voorschriften zijn opgenomen. Eén van de opgenomen voorschriften luidt als volgt:
“de voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend kunnen worden gewijzigd of aangevuld indien naar mijn oordeel de vergunde activiteit andere of nadeliger gevolgen heeft voor de relevante beschermde waarden dan die welke op het moment van vergunningverlening zijn gehanteerd.”
Een dergelijk voorschrift is in strijd met art. 43, eerste lid Nbw aangezien voor het wijzigen van een vergunning is voorzien in een uitputtende regeling. De Afdeling verwijst in dit verband ook naar zijn uitspraak van 9 april 2014, nr. 201302406/1/R2.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan