De uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2015, nr. 201408943/1/A1 gaat over een omgevingsvergunning voor het kappen van 20 bomen. Het gaat om een vergunning op basis van het bestemmingsplan (de ‘oude’ aanlegvergunning). In de vergunning was ook bepaald dat voor 2 bomen geen vergunning vereist is.
In het betreffende bestemmingsplan is in art. 2.11.4 van de planregels bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) boombeplanting te kappen voor zover deze:
- behoort tot de op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven “laanbeplanting”;
- op de cultuurhistorische waardenkaart is aangegeven als “monumentale boom” of “waardevolle boom”.
Het college had deze regel zo uitgelegd, dat een vergunning alleen is vereist indien aan beide voorwaarden is voldaan. Dat was volgens het college voor de 2 bomen niet het geval; de bomen behoren volgens de cultuurhistorische kaart wel tot laanbeplanting, maar zijn niet waardevol of monumentaal.
In de procedure reeds in het bijzonder de vraag of de voorwaarden onder a en b inderdaad als cumulatief moeten worden beschouwd. Daarbij deed zich de bijzonderheid voor dat de voorwaarden onder a en b in het bestemmingsplan zoals dat eruit ziet in de digitale publicatie en in de verspreide papieren versie, waren verbonden met het woordje ‘en’. In het raadsbesluit echter waren de voorwaarden verbonden met het leesteken puntkomma.
De Afdeling komt tot het oordeel dat de door de raad vastgestelde versie bepalend is. Dit omdat het bestemmingsplan is vastgesteld voor 1 januari 2010, zodat de digitale versie niet beslissend is. Nu de voorwaarden niet cumulatief zijn, en aan de voorwaarde onder a is voldaan, heeft het college ten onrechte geconcludeerd dat voor de bomen geen vergunning vereist is.
Overigens nam het college ook nog het standpunt in dat de overweging in het besluit dat voor de 2 bomen geen vergunning vereist is, niet is aan te merken als een besluit, zodat hier geen bezwaar en beroep tegen open staat. De Afdeling volgt het college hierin niet. In dat kader overweegt de Afdeling dat hier sprake is van een bestuurlijk rechtsoordeel. In de regel is een bestuurlijk rechtsoordeel geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit is slechts anders indien het doen van een aanvraag voor een vergunning onevenredig bezwarend is, dan wel indien het doen van een verzoek om het treffen van handhavingsmaatregelen wegens het intreden van onomkeerbare gevolgen of anderszins onevenredig bezwarend is.
De strekking van de hier aan de orde zijnde mededeling is dat de 2 bomen zonder voorafgaande vergunningprocedure mogen worden gekapt en dat het college zich niet bevoegd acht daartegen handhavend op te treden. Deze mededeling is voorzien van een concrete beoordeling waarom het kappen van de bomen niet vergunningplichtig is. Gelet hierop valt niet te verwachten dat de gemeente Arnhem alsnog een vergunningaanvraag zal indienen in het kader waarvan de vergunningplicht voor het kappen van de 2 bomen opnieuw aan de orde kan worden gesteld. Indiening van een verzoek om handhaving is volgens de Afdeling niet zinvol en onevenredig bezwarend, gezien het afwijzende standpunt van het college en de korte termijn waarbinnen de bomen kunnen worden gekapt en de onomkeerbare gevolgen die dan intreden.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique.