Algemeen of persoonsgebonden overgangsrecht
10 september 2021
Op 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2006 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over het Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche van de gemeente Schagen. Het paraplu-omgevingsplan is een plan met een zogeheten verbrede reikwijdte zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. De relevante discussie voor het opnemen van deze uitspraak ziet op de vraag of recreatiewoningen op een recreatiepark terecht onder het algemene overgangsrecht zijn gebracht. De woningen worden permanent bewoond en de bewoners hebben daarvoor een gedoogbeschikking gekregen. De bewoners stellen dat ten onrechte geen overgangsrecht is opgenomen waarmee permanente bewoning in overeenstemming met de genomen gedoogbeslissing niet zeker is.
De Afdeling overweegt dat het gebruik voor permanente bewoning van de bungalows niet in het plan is toegestaan. Met de gedoogbeschikkingen staat vast dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen de permanente bewoning van de bungalows. De raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat in alle gevallen het gebruik voor permanente bewoning tijdens de periode van in beginsel 20 jaar, zoals bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw, zal worden gestaakt. Om die reden acht de Afdeling het niet uitgesloten dat in een aantal gevallen het met het plan strijdige gebruik tot na deze periode zal worden voortgezet. Wanneer er op dat moment een nieuw plan in werking treedt zonder dat het huidige plan voorziet in persoonsgebonden overgangsrecht, vormt dat een belemmering voor het verder gedogen van de permanente bewoning.
Een persoonsgebonden gedoogbeslissing kan in juridisch opzicht namelijk niet gelijk worden gesteld met in een plan opgenomen persoonsgebonden overgangsrecht. De raad heeft niet mogen afzien van het opnemen van een overgangsregeling als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Bro voor die gevallen waarvoor een gedoogbeslissing is genomen en niet op voorhand vaststaat dat het gebruik voor permanente bewoning binnen de periode van in beginsel 20 jaar zal worden beëindigd. De Afdeling overweegt nog dat in dit geval een termijn zou kunnen worden opgenomen overeenkomstig de aan de gedoogbeslissingen verbonden termijn, zodat deze gelijklopen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike