Skip to main content

Afwijkingsregeling in bestemmingsplan niet imperatief formuleren

 In de uitspraak van de AbRvS van 30 juli 2014, nr. 201308424/1/R1 staat centraal de formulering van een afwijkingsregeling in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Hilversum.

Op grond van artikel 3.6, lid 1, aanhef en onder c, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van regels van het bestemmingsplan, de zogenaamde afwijkingsbevoegdheid.

In het bestemmingsplan Buitengebied was deze afwijkingsregeling imperatief geformuleerd. Dit zou betekenen dat er voor het bevoegd gezag een verplichting zou bestaan tot verlening van een omgevingsvergunning, als aan de in de planregels gestelde voorwaarden werd voldaan.

De AbRvS gaat niet akkoord met deze imperatieve formulering. De AbRvS stelt voorop dat met het bovengenoemde artikel uit de Wro wordt beoogd om het bevoegd gezag de bevoegdheid te geven om op ondergeschikte onderdelen van het bestemmingsplan af te wijken. Het toekennen van deze bevoegdheid veronderstelt dat aan het bevoegd gezag beleidsruimte moet worden gelaten bij de beoordeling of de omgevingsvergunning al dan niet verleend kan worden. De imperatieve formulering van de afwijkingsregeling in het bestemmingsplan verdraagt zich niet met deze bevoegdheid. De AbRvS gaat over tot vernietiging van de betreffende planregel.