Skip to main content

Aanwijzing gemeentelijk monument

In de uitspraak van de AbRvS 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:37 ligt een besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk monument in de gemeente Midden Delftland onder de loep van de Afdeling. Hoewel de gemeente veel beleidsvrijheid heeft bij de aanwijzing van een monument, haalt deze aanwijzing de eindstreep niet, reden waarom deze voor de omgevingsflits is geselecteerd.

Het gaat om de vraag of een bouwwerk (een woning) waarvan wordt betwijfeld of het op zichzelf bezien monumentale waarde heeft, maar een onderdeel is van een ensemble, als gemeentelijk monument mag worden aangewezen. De Afdeling begint de afweging met een verwijzing naar de vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van 8 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9758, waarin is bepaald dat het college beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak en beleidsvrijheid bij de vraag of een als monument beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen. De bestuursrechter toetst de invulling van deze beoordelingsvrijheid en het gebruik van deze beleidsvrijheid in het concrete geval terughoudend. Vervolgens wordt door de Afdeling overwogen dat uit de toelichting op de redengevende beschrijving blijkt dat deze is gebaseerd op de beoordeling die in 2003 is uitgevoerd. Die beoordeling zag echter op de monumentale waarde van het complex als ensemble en niet op de zelfstandige monumentale waarde van de woning zelf. Verder is over twee van de drie in de redengevende beschrijving vermelde onderdelen van de woning zelf, te weten de steile trap en de bouwsporen, in de toelichting opgemerkt dat deze weliswaar herinneren aan de vroegere indeling, maar op zichzelf niet monumentaal zijn. Onderdelen die niet monumentaal zijn kunnen niet dienen ter onderbouwing van de monumentale waarde en daarom geen deel uitmaken van de redengevende beschrijving. Om die reden komt de Afdeling tot de conclusie dat het besluit tot aanwijzing onvoldoende is gemotiveerd dat de woning voldoende monumentale waarde heeft om het perceel aan te wijzen als monument.

Ook de onderbouwing dat het pand onderdeel zou zijn van een monumentwaardig ensemble en om die reden als gemeentelijk monument moet worden beschermd, haalt de eindstreep niet. Ook dit aspect is onvoldoende gemotiveerd. In de redengevende beschrijving is over de ensemblewaarde vermeld dat het ensemble historische en landschappelijke waarde heeft, en dat de ouderwoning beeldondersteunend is en door de korte onderlinge afstand en verhoudingen ruimtelijk wordt ervaren als bijgebouw van de boerderij. In de puntentelling die ter onderbouwing van de aanwijzing is opgesteld, is een aspect (de nabijheid van de woning bij monumentale onderdelen) 3 keer meegenomen. Dat is onjuist. En daarnaast is in de toelichting op de aanwijzing volstaan met een feitelijke beschrijving van de kreekrug en het slotenpatroon ter onderbouwing van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het ensemble. Ook dat is onvoldoende. Te meer nu de slotenpatronen op het perceel waar de woning ligt, niet meer bestaan.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike